Wat 'n stad: Jungerhanstoren van 150 meter

Heeft u iets nodig voor uw huis? Bezoek dan als de wiedeweerga Jungerhans. Eerder dan u het beseft gaat het gebouw van Jungerhans aan het Binnenwegplein in Rotterdam tegen de vlakte. En wie geïnteresseerd is in wederopbouwarchitectuur kan hier nog een paar bijzondere details aantreffen, zowel buiten als binnen. Gaat dat zien en sla het op in uw geheugen.

Rotterdams Dagblad, 15 maart 2000


Door Herman Moscoviter

Opdrachtgever Mediamax (onder meer eigenaar van de Euromast) heeft een jaar geleden aan architect Jan Hoogstad gevraagd op deze bescheiden plaats een toren te ontwerpen. Dat kon directeur David Beesemer vragen, omdat het stuk grond eigendom is van Mediamax.

Jan Hoogstad zou Jan Hoogstad niet zijn als hij er niet grondig over nadacht. Een toren op deze plek, akkoord. Een architect wil ook brood op de plank. Liefst belegd brood. Maar welke vorm kan deze hoogbouw krijgen (het voetgangersgebied op straat moet aangenaam blijven), hoe hoog is wenselijk zowel voor het programma van eisen van de opdrachtgever als voor het stadsbeeld, en hoe dient het gebouw van binnen te zijn?

Wie Hoogstad kent, weet dat hij een conceptueel architect is; één die niet een platgetreden weg in het ontwerpen volgt, maar op zoek is naar vernieuwingen die inhoudelijk een verbetering kunnen betekenen. Uiteindelijk kwam Hoogstad met een toren van 150 meter, die op afstand oogt als een sierlijke ovalen vaas. Dat is ruim anderhalf maal zo hoog als de belendende Coolse Poort (de Aubergine) en net zo hoog als Nationale Nederlanden aan het Weena. Hij koos voor een afgeronde en gestroomlijnde vaasvorm opdat de windbelasting minder naar beneden, naar het voetgangersgebied slaat.

Op de begane grond komt Jungerhans in sterk gemoderniseerde vorm terug, daarboven zijn lagen en segmenten die gebruikt kunnen worden als kantoren, als woningen of als hotel al naar gelang de belangstelling bij kopers.

Serregebouw

Het gebouw dat ik nu even gemakshalve de 'Jungerhansvaas' noem, kent een snellift met drie stopplaatsen bij grote serres in het gebouw. Daar stappen gebruikers over op een gewone boemellift naar elke verdieping. Vijf kleinere serres maken dat het gebouw geen saaie gevel heeft. Een noodzaak omdat ook deze hoogbouw van alle kanten te zien is, en dus louter 'voorkanten' moet hebben. De serres zorgen niet alleen voor ettelijke verdiepingenhoge ruimten aan de binnenzijde, maar zijn ook ontmoetingsplaatsen voor de gebruikers en bewoners van de toren. Wat betreft grootte kunnen daar struiken of bomen groeien. Het zijn in de verticale verkeersstructuur van de hoogbouw de inpandige pleintjes, ongeveer zoals in het door deze architect ontworpen VROM-gebouw naast het CS in Den Haag.

De interne ordening is een van de stokpaarden waarop professor Hoogstad graag mag rijden. Natuurlijk moeten de laagste verdiepingen van hoogbouw alles te maken hebben met de straat, met het openbare gebied, met de mensen en met het stadsleven. Maar bij hoogbouw gaat het ook om alle lagen die daarboven komen en geen saaie series kantoortjes langs gangen mogen worden. Mensen die in het gebouw verblijven moeten een prettige werk- en woonomgeving hebben. Of hoogbouw een mooie kap of andere bekroning heeft, is voor Hoogstad volstrekt onbelangrijk in vergelijking met dat persoonlijk welbevinden van de gebruikers.

Dat de architect koos voor deze in Rotterdam uitzonderlijke 150 meter is ook beredeneerd. Volgens Hoogstad is de stad wat betreft hoogbouw in clusters in te delen. Het Weena-Kruisplein kent zo'n verzameling van hoge gebouwen, net als de Coolsingel, het Churchillplein, de Kop van Zuid en het Marconiplein, om maar een paar zijstraten te noemen. Die clusters kennen allemaal lage, middelhoge en hogere gebouwen en een enkel echt hoog gebouw. De hoogbouwclusters in het centrum zijn het meest levensvatbaar, omdat dichtheid een steeds grotere dichtheid oproept. Er is daardoor in de binnenstad een natuurlijke groei en vanzelfsprekende vraag en invulling. Op de Kop van Zuid daarentegen moet het meeste bedacht, geconstrueerd en afgedwongen worden.

De bodem in

Op de plaats waar de Jungerhanstoren kan komen, staan in de omgeving het Erasmushuis (40 m), Robeco (95 m), de Schielandtoren (101 m), de Generale Bank (104 m) en de Coolse Poort (76 m). Wie die gradaties van deze bescheiden hoogbouw in ogenschouw neemt, zo stelt Hoogstad, weet dat elk aanzienlijk hoger gebouw in hun nabijheid in verhouding minder hoog lijkt en dus acceptabel blijft.

Het 'Jungerhansvaas' met zijn 35.000 vierkante meter zal ook ondergronds ettelijke lagen tellen. In dat deel komt onder meer de parkeergarage die vanaf de Eerste Westblaakhof wordt ontsloten. Tegelijk sluit men de parkeergarages van de Coolse Poort en de ABN-AMRO hierop aan, zodat de Westblaak het aan- en afvoerpunt voor auto's voor deze kantoor- en woonlocatie wordt. Er is met eigenaar ING van de Coolse Poort al overeenstemming over bereikt.

Als deze Jungerhanstoren van 150 meter er komt, wordt de doctrime die ook nog eens is vastgelegd in een laatste hoogbouwnota, welke de gemeente in 1998 heeft laten maken, losgelaten. Daarin was heel duidelijk gekozen voor het bestaande stramnien van 'eerste en tweede lijn', zoals nu goed aan de Coolsingel te zien is. Aan de straat staan niet al te hoge gebouwen en in de tweede lijn rijzen de 90 meter hoge torens op. De nog maar anderhalf jaar oude nota 'Hoogbouw Rotterdam, een strategie voor intensivering en innovatie' koos vooral voor een voortzetting op dat oude en bekende thema van 'lage planten aan de rand en hoge in de border erachter'.

De bouw van de Millenieumtoren aan het Kruisplein was wat dat betreft een eerste voorzichtige verandering. De plannen van Mediamax en de opvattingen van Hoogstad doorbreken deze stedenbouwkundige uitgangspunten radicaal.